HUBAER - Joep Buysen - Voeren
In het dorp kent iedereen Hubert wel. Hij woont alleen in een oud boerderijtje waar hij als enig kind bij zijn ouders opgroeide. Die waren ondertussen al jaren dood. Vrij kort na elkaar gestorven onder onduidelijke omstandigheden. Maar niemand sprak er ooit over. Waar Hubert zich nu de hele dag mee bezig houdt stelt zich ook niemand vragen over. Hij heeft een paar dieren, een eigen tuin en fruitbomen in de huisweide. Je ziet hem nooit op de markt of in de winkel. Hij zorgt volledig voor zichzelf. Jawel, een paar dingen koopt hij wel. Tabak heeft hij nodig voor zijn eeuwige sigarettenstompje. Dat stompje brandt eigenlijk zelden. Het is eerder een beetje doorweekt. En hagelpatronen, voor de jacht. Hij heeft wel geen jachtvergunning, maar Charles van de ijzerwinkel zet die paar patronen voor Hubert op zijn eigen naam. Ze waren vroeger vrienden.
In het najaar zet Hubert een tafeltje buiten met zakjes walnoten. Een krijtbordje vermeldt 2,50 / zakje. Veel te veel natuurlijk, er zijn mensen die ze gratis weggeven. Alleen een argeloze wandeltoerist laat zich vangen, gecharmeerd door de landelijke sfeer van Huberts groezelige boerderijtje. Vlak bij het tafeltje ligt aan een nét te korte ketting de magere hond Perro de noten te bewaken. Geen rashond natuurlijk, maar een kruising tussen een beagle en een terrier en ongetwijfeld nog wat andere invloeden. Zijn valse gegrom met ontblote tanden en af en toe een scherpe blaf werkt niet stimulerend op de verkoop. Zijn voer bestaat uit de restjes van Huberts avondeten. De afgekloven botjes van konijn of duif zijn voor hem een delicatesse. Dikwijls krijgt Perro bij het voeren eerst nog een stamp van Hubert. Om wat plaats te maken, of zomaar, uit gewoonte. Perro kermt allang niet meer en incasseert hongerig.
Als Hubert al eens naar het dorp gaat neemt hij zijn oude Piaggio brommer. Mensen zien hem dan al van ver komen, duidelijk herkenbaar aan zijn scheefgezakte houding. De meesten maken zich onopvallend uit de voeten. Dan hoeven ze niks tegen Hubert te zeggen. Ook in het café valt het een beetje stil als hij binnenkomt en in een hoekje aan de bar gaat zitten. Natuurlijk heeft hij in de gaten dat er stil gefluisterd en gegniffeld wordt. Terug buiten is het een opluchting als de belhamels niet de banden van de Piaggio hebben leeggelaten. Al schamen ze zich helemaal niet om Hubert bij zijn aftocht nog met een paar stenen of kluiten aarde na te gooien.
Op jacht gaat zijn voorkeur uit naar duif. Daar is hij heel goed in. Hij heeft zo zijn favoriete plekken in het bos waar hij lange tijd geduldig op een blokje hout kan zitten wachten tot er in een boom een gewillig slachtoffer komt aangefladdert. In de buurt passeren wel eens wandelaars of fietsers, maar die zien hem niet zitten. Zijn gestalte gaat volledig op in het donkere lijnenspel van boomstammen, takken en stronken. Maar Hubert ziet wel iedereen. Ook de sullige Gerard die hij zo hartgrondig haat. Doelloos staat Gerard wat het bos in te gapen, het lijkt alsof hij Hubert kan zien, maar reageert niet. Nee, hij ziet hem blijkbaar niet. Waarom staat die juist dáár heen en weer te wiegen? Hubert neemt traag zijn geweer en richt het op Gerard. Langdurig bekijkt hij hem door het vizier. Hij zou hem zo kunnen raken. Dan doet hij alsof hij de trekker overhaalt en maakt hij met zijn lippen een zacht knalgeluid met een naruisende keelgalm. En nog een keer, het kost toch geen hagelpatronen op die manier en hij heeft er wel veel plezier van. Waarom krijgt die sul in het dorp toch altijd de lachers op zijn hand? Iedereen vindt hem maar een goedzak en ze nemen hem ook altijd in bescherming, terwijl hij toch ook stommiteiten uithaalt. En iedereen altijd maar helpen, en voor niks nota bene, de onnozelaar! En dan te bedenken dat Hubert juist hém had geleerd hoe hij stroppen moest maken van ijzerdraad en waar die geplaatst moeten worden om zo de meeste konijnen te vangen. Het zou wel fijn zijn geweest als Gerard voor hem elke dag de stroppen zou gaan nalopen, controleren, de buit verzamelen en de stroppen opnieuw zou plaatsen. Dat zou hem heel veel tijd besparen. Maar nee, dat vond Gerard maar zielig voor de arme beestjes. Gerard heeft hem wel niet bewust verraden, maar in zijn onnozeligheid is het toch ter ore gekomen van de veldwachter. Die heeft het dan wel niet kunnen bewijzen, maar sindsdien is het dubbel oppassen niet gepakt te worden. Een duif schieten mag ook niet, maar lang nadat Gerard was doorgelopen knalde het dan toch echt. Eén keer maar en tevreden ging Hubert weer naar huis.
> Thuis was Perro losgebroken. Dat gebeurde wel eens vaker, zijn halsband had Hubert al meerdere keren een gaatje strakker moeten zetten. Als de hond dan de kans krijgt gaat hij uitgebreid de vrije natuur in en blijf dagenlang weg. Soms denkt Hubert dat Perro helemaal niet meer terugkomt en dat zou ook niet erg zijn, want hij had toch niet zoveel aan dat beest. Maar ondanks dat het leven thuis niet zo geweldig aangenaam is, komt Perro toch steeds weer terug. Uit gewoonte misschien, of omdat hij behoefte heeft aan zijn droog onderkomen. De dagen gaan rap voorbij en na verloop van tijd dacht Hubert helemaal niet meer aan zijn hond. Tot precies een week later Perro weer op zijn plek ligt. Maar hij is wel erg stil. Normaal komt de hond ook niet van vreugde op Hubert afgesprongen, maar nu kijkt de hond hem hulpeloos aan. Hij blijkt een grote gapende wond te hebben opgelopen achter zijn voorpoot. Zijn hele borstkas ligt open. Dit is geen ongelukje geweest, denkt Hubert. Heeft iemand hem wat aangedaan? Maar welk mens doet zoiets. Natuurlijk! Geen mens, maar een beest doet zoiets. Een wild zwijn misschien. Perro is natuurlijk op het verkeerde moment op de verkeerde plaats uitgekomen met zijn gesnuffel! Hubert weet eigenlijk niet zo goed wat hij nu moet doen. De dierenarts roepen misschien? Maar die heeft hij de vorige keer niet betaald, omdat hij zogenaamd niet tevreden was. Of die nu nog zou komen? Maar al heel snel ging het achteruit met Perro. Zachtjes miemend kruipt hij wat naar Hubert toe, waarbij Hubert zich wat ongemakkelijk voelt. Hij streelt zachtjes over zijn kop en merkt dat de hond aan zijn laatste ademtocht bezig is. Hubert wordt nu overwelmd van verdriet en terwijl Perro sterft zakt Hubert zwaar snikkend naast hem neer. Nooit meer zal hij nog een hond nemen.